folder van de GTA

De GTA is een van de mooiste routes die we gelopen hebben in de loop der jaren. Misschien komt dat ook wel door de absolute rust en stilte die er heerst in dit deel van Italie. We zijn er 4 jaar mee bezig geweest. Natuurlijk hebben we hier en daar wel wat gesmokkeld en zijn we niet helemaal tot het eindpunt Carnino doorgelopen, maar het overgrote deel hebben we toch wel gelopen. De gidsjes die we gebruikt hebben zijn die van Werner Batzing: Die GTA, Der grosse Weitwanderweg durch die piemontischen Alpen, Teil 1 Der Norden en idem Teil 2 Der Süden. Mijn gidsjes zijn wat oud (1986 en 1989), dus misschien zijn ze inmiddels samengevoegd tot een boekje. De tocht is niet moeilijk, maar wel vermoeiend. Vaak moeten grote hoogteverschillen overwonnen worden. In ieder geval hoef je je tent niet mee te sjouwen, want de onderkomens zijn redelijk tot goed georganiseerd.

gidsje van de GTA

In 1989 hebben we het eerste stuk afgelegd. De eerste etappe voert ons van Molini di Calasca naar Alpe del Lago. Dat is een klim van 1100 m, behoorlijk vermoeiend voor een eerste dag. Alpe del Lago is eigenlijk helemaal niets. Het GTA onderkomen (Posto Tappa) was voorheen een stal of zo waar wat rode stapelbedjes ingesmeten waren en over het lekkende dak was een stuk plastic gedrappeerd. Verder is er niks. Was dit de standaard van de Posto Tappa's? Dat bleek gelukkig erg mee te vallen, want de meeste zouden erg mee vallen. Sommige luxe, andere weer wat eenvoudiger. Vanaf de derde dag Campello Monti - Rimella lopen we samen op met een Italiaan - il grande puffo (grote smurf). Etappe 6 Carcoforo - Rima is een buitengewoon mooie tocht. Daar aangekomen blijkt dat de hele posto tappa is gereserveerd door een georganiseerde wandelgroep. Dan maar op het balkon gelegen in de bivakzak. De leider van de groep noemt zich Paolo en spreekt ook een aardig woordje italiaans. Hij blijkt echter een vervelend betwetertje, luisterend naar de naam Heinz of Ulrich of zo. Omdat in Rima geen eetgelegenheid is had grote smurf natuurlijk weer even iets geregeld (was hij erg goed in) en zo kunnen we aanschuiven bij een mevrouwtje, die vroeger een restaurant o.i.d. gedreven had. Paolo kent dat adresje ook en het bevalt hem totaal niet dat wij het ook gevonden hebben. Daar moet grote smurf toch wel even verantwoording voor afleggen bij ons betwetertje, die ook nog eens de hele posto tappa bezet houdt. Gelukkig zijn we ze nooit meer tegengekomen. Van de volgende etappe naar San Antonio zien we niet veel. Ten eerste is het mistig en tweede leggen we de etappe half rennend af omdat we voor 12 uur in San Antonio moeten zijn voor postkantoorbezoek (de poen is op). Dus dat is 1200 m omhoog, 1100 m naar beneden in een rottempo. Wel gehaald trouwens, 11:55 staan we in San Antonio. Jammer is wel dat dit volgens Werner einen der landschaftlichen Höhenpunkte des nordlichen Abschnittes der GTA is, maar goed je kan niet alles hebben. Een van de volgende hoogte- of dieptepunten (het is maar hoe je het bekijkt) is het Santuario d'Oropa, een der grootste bedevaartsoorden in de Alpen. Het geldt als een van de oudste en belangrijkste plekken van Mariaverering in Italie. In het Pelgrimsheim kunnen we in een sobere atmosfeer overnachten. Het lijkt ons meer een kermis dan een bedevaartsoort, met souvenirstalletjes, picknickende families, schreeuwende kinderen etc. Vanaf Oropa de laatste mooie tocht van dat jaar: via de rifugio Coda naar Maletto. Dit is een alleraardigst dorpje omdat je er niet met de auto kan komen. Van Maletto afdalen naar Quincinetto in het Aostadal en dat was het voor 1989

Het jaar daarop zijn we begonnen in Traversella, vlak bij Quincinetto. Eerst een rustig inlooptochtje naar Fondo-Valchiusella, met een mooie posto tappa. Eten doe je in de Trattoria del Ponte. Jammer dat het mevrouwtje niet kan koken. We zijn nou niet direct kieskeurig, maar dit is niet te vreten. De volgende tocht naar Piamprato is een heel mooie tocht over de Passo Bochetta (2415m). Van Piamprato naar Ronco Canavese is een kort rustig tochtje. De posto tappa is wat minder in Ronco, dus maar even ingechecked in een hotel. Is af en toe ook wel even lekker. De daaropvolgende etappe naar Talosio is behoorlijk zwaar, niet alleen vanwege de lengte, maar ook omdat we in het hogere deel we geen hand voor ogen zien vanwege de mist. Vanaf Talosio naar het dal en daar de bus gepakt naar Ceresole. Het stuwmeer blijkt geen water te bevatten, een ietwat vreemde gewaarwording. Ceresole ligt aan de rand van het Gran Paradiso, maar de tocht zelf gaat niet dit natuurpark in. Wel prachtige uitzichten op het Gran Paradiso de volgende dag, op weg naar Pialpetta. Een volgende hoogtepunt is Balme. Het GTA onderkomen is nogal goor dus een kamer gehuurd in het plaatselijke pizzeria/hotel. Hier blijkt het personeel er zeer vreemde gewoontes op na te houden, een aanrader dus. Vanaf Balme gaat het via de Passo Paschiet (2435m) naar Usseglio. De dag daarop in de brandende zon lopend en liftend naar het Lago di Malciaussia. Daar blijven we twee nachten, en maken de volgende dag een tourtje in de omgeving. Vanaf Malciaussia via il Truc (mooie posto tappa) naar Susa waar het eindpunt is van 1990.

gidsje van de GTA

In 1991 starten we vanuit Usseaux, omdat we niet zo veel zin hebben in het stuk Susa - Usseaux (vermoeiend en niet heel fraai). De eerste etappe die we nu voor onze kiezen krijgen van Usseaux naar Balsiglia over de Colle dell'Albergian is echter niet minder vermoeiend maar wel heel mooi. Het hoogteverschil naar de Colle dell'Albergian (2713 m) is ongeveer 1400 m en dat is wel wat veel voor de eerste dag. De volgende etappe naar Ghigo di Prali is echter niet erg vermoeiend zodat we weer een beetje bij kunnen komen. Landschappelijk is deze etappe echter niet geweldig. Je loopt voornamelijk over brede bospaden met weinig uitzichten. Het is een hele broeierige dag die eindigt met een gigantische stortbui. Omdat we het laatste stukje naar Ghigo kunnen liften hebben we niet echt last van de regen. De daaropvolgende dag wordt echter weer een lange etappe. Via de Colle Giulan (2451 m) naar Villanova (1221 m). Het weer is waardeloos en halverwege naar de Colle Giulian lopen we al in de mist, zodat we geen barst zien. Daar lopen we natuurlijk niet voor te zweten, dus filosoferen we reeds over zuidelijker gelegen stranden. Maar de volgende dag is het schitterend weer die snel de sombere gedachten van de vorige dag verdringen. We hebben er weer zin in. Vanuit Villanova zijn diverse varianten mogelijk en we besluiten Werner's Variante Monviso-West te nemen. Omdat we eerst even het dal in moeten om poen te halen kunnen we pas laat beginnen met de tocht. Het pad klimt eerst naar de Rifugio Jervis die aan het begin ligt van de Conca del Pra, een reusachtig almgebied van 4 bij 1 km. Aan het eind van de Conca del Pra klimt de route dan naar de Rifugio Granero (2377 m).

gidsje van de GTA

Deze hut is zeer mooi gelegen, maar een beetje aan de kleine kant. Er is eigenlijk ook geen plek meer voor ons omdat een groep van 5000 Italiaanse schoolkinderen de boel bezet houdt. Geen nood, er is nog wel een gorig schuurtje voor ons met een paar gammele bedden erin. Dan dat maar, zodat we de volgende dag volledig onuitgerust aan de volgende etappe kunnen beginnen. De volgende ochtend begint wat nevelig, maar het belooft een mooie dag te worden. De eerste col van de dag is de Colle Seiliere (2851 m), het laatste stuk is behoorlijk steil. We komen nog een stelletje Franzosen tegen, altijd makkelijk te herkennen aan de baguette onder de rugzakklep. Maar we bevinden ons dan ook inmiddels in Frankrijk. Daarna de afdaling naar de Refuge du Monte Viso (2469 m), een wat sfeerloze hut. Het is inmiddels behoorlijk druk geworden op de route omdat deze hier samenvalt met het populaire rondje om de Monviso. Het is hier dan ook indrukwekkend mooi. We stappen snel weer op en klimmen door de sneeuw naar de Passo di Vallanta (2811m). Ik zou graag beweren dat het een zeer zware moeilijke tocht is, maar we lopen de hele dag samen op met de schoolklas uit de Granero hut, waar behoorlijk jonge kinderen tussen zitten. Afdalen naar de Rifugio Vallanta waar we overnachten. De volgende dag is het wederom schitterend weer. We lopen naar de Passo della Losetta (2872 m). Daar laten we de rugzakken staan en lopen naar de Punta della Losetta (~3000 m). We dalen af door het schitterende en verlaten Soustra dal naar Pontechianale, waar we een mooie Posto Tappa treffen. De volgende etappe naar Chiesa is niet erg interessant. Het is erg broeierig weer en de uitzichten zijn lang niet zo mooi als Werner ons wil doen geloven. Het is de hele dag zweten geblazen tussen de struiken, met als speciale toegift een brandnetelwoud. Erg fijn aan je blote benen. In Chiesa ontmoeten we de Duitse tweelingbroer van Freek de Jonge, die de tocht maakt met vrouw en zoon (kamperend). Z'n twee dochters zijn al een paar jaar eerder afgehaakt en liggen lekker aan het strand. Een verstandige beslissing! De volgende dag zal een van de mooiste GTA etappes opleveren. We vertrekken vroeg en hebben het geluk een lift te kunnen krijgen tot het eind van het dal. Dat bespaart ons een heel eind sjouwen langs het asfalt. We herkennen een enorme steenklots van een schilderijtje uit de posto tappa. De tocht verloopt door een zeer groot verlaten almgebied. Overal zien we vervallen almhutjes staan. Het heeft iets onwezenlijks want we komen helemaal niemand tegen. Na een wat vervelende oversteek over een wild kolkende rivier klimt de route geleidelijk naar de Colle di Bellino (2804 m). Daar laten we de rugzakken staan en lopen naar de Monte Bellino (2942 m) waar we een werkelijk schitterend uitzicht hebben. Terug op de pas komen we een groepje Italianen tegen, de enige wandelaars die we vandaag tegenkomen. De afdaling verloopt ook geleidelijk en is ook zeer de moeite waard. Alleen het laatste stuk is de lol er af. We zijn moe en moeten nog een heel eind over een brede stofweg voordat we in Chiappera (1661 m) arriveren. De etappe naar Chialvetta hebben we overgeslagen omdat de vermoeidheid al begint toe te slaan. Als laatste etappe van dat jaar lopen we van Chialvetta naar Pontebernardo (1332) over de Passo della Gardetta (2437 m) en de Passo di Rocca Brancia (2620 m). Deze tocht voert langs talrijke militaire stellingen. Pontebernardo vormt het eindpunt van de tocht van 1991.

Het jaar daarop beginnen we bij de Prati del Vallone, wat ongeveer 10 km van Pontebernardo verwijderd is. Op de Prati del Vallone worden vakanties georganiseerd voor kindergroepen met een hoog padvinderijgehalte. Een en ander wordt bestierd door een maffe pater - Zio John -, die van de op de Prati groeiende geneeskrachtige kruiden een ongelooflijk smerig bocht brouwt. Dit vergif, een soort genepy, is ook te koop via het internet. De eerste tocht voert ons naar de Rifugio Migliorero. Ons was verteld dat er geen eten en drinken te koop zijn in deze hut, dus hadden we onze rugzakken gevuld met enkele fusten bier. Voor niks blijkt later, want gewoon te koop in de hut. Eerst de klim naar de Passo sottano di Scolettas (2223m), dan afdalen. Waar de klim weer begint staat een bordje of je zo vriendelijk wilt zijn om brandhout voor de Zanotti hut in je rugzak wil stoppen. Sorry, die plek is al ingenomen door de biertjes. We steken een riviertje over en beginnen de klim naar de Passo di Rostagno (2536m). De wandeling eindigt met de afdaling naar de Migliorero hut waar ze tot ons plezier beschikken over een AluMaus, een apparaat waarmee je lege cola- en bierblikjes tot het formaat van een dubbeltje kan persen. Mooi speelgoed! De volgende dag begint met de klim naar de Passo di Laroussa (2471m), geen lange klim maar valt toch wat zwaar op de nuchtere maag. Daarna volgt de lange afdaling naar Strepeis (1281m). We passeren San Bernolfo, volgens Werner een der grootste culturele, architektonische bezienswaardigheden van de regio. Het blijkt dat hier blokhutten met strodaken staan die hier nergens anders in de regio staan of zo iets. Het zal wel, het is heet en wij zijn toe aan een versnapering. Snel door naar Strepeis alwaar de posto tappa is bezet door een stelletje militairen. Gelukkig is er ook nog plaats voor ons. De dag daarop voert ons naar het klooster van Santa Anna di Vinadio (2010m). Door het Isciauda dal klimt het pad naar de Passo di Bravaria (2311m), alwaar we een mooi uitzicht hebben. Vanaf de pas kunnen we het klooster al zien liggen. Het is een aangename licht dalende wandeling vanaf de pas naar het klooster. We huren een kamer in het Pensionato delle Suore, en eten doen we in het klooster. Een aanrader. Met donderend geraas gaat er een stapel borden tegen de vlakte, hetgeen de feeststemming nog verder opvoert. We banjeren nog wat rond na het eten en genieten van het heerlijke uitzicht op het Vinadiodal. De volgende ochtend wandelen zo'n beetje over de grens tussen Italie en Frankrijk. Uiteindelijk dalen we af naar Isola 2000, een Frans skidorp. De Fransen hebben erg hun best gedaan om dit gebied om zeep te helpen met lekker veel skipistes en zo, en ik moet zeggen: het is ze aardig gelukt om er een bende van te maken. Wel maken we van de gelegenheid gebruik om te overnachten in een chique hotel met lekker luxe kamers. Als je er dan toch moet zijn, maak dan gebruik van de geboden mogelijkheden.

wordt vervolgd

klik hier voor een artikeltje van werner baetzing over de gta.

 

 terug naar de hoofdpagina